Laten we weer kind worden: Een reflectie over diversiteit en inclusie
Toen ik in 1996 mijn reclamebureau in Amsterdam begon, zag de wereld er heel anders uit als het ging om diversiteit en inclusie. We wisten dat alle medewerkers, oud en jong, homo, lesbisch of hetero konden zijn en dat was prima. Medewerkers konden ook een kleurtje hebben. Sommige van hen waren bijvoorbeeld afstammelingen van ouders die als gastarbeiders naar Nederland kwamen en waren hoogstwaarschijnlijk Turks of Marokkaans met een donkerder huidskleur.
Aan de andere kant werden ook heel donkerhuidige mensen uit Suriname en andere delen van de wereld negers genoemd en dat was ook prima. Dat mocht in die tijd nog gezegd worden en werd niet als racistisch of beledigend beschouwd. Hooguit een beetje bot maar toch heel menselijk.
Bij het aannemen van medewerkers hoefde je geen hoofden te tellen om te weten of je wel genoeg vrouwen, mannen, homo’s, lesbienes of buitenlanders in dienst had. Je keek naar de CV en vroeg de persoon naar zijn of haar kwaliteiten. Als de mens geschikt was, werd deze aangenomen.
Ook qua energie waren we zuinig en omdat plastic voorwerpen meestal van slechte Chinese kwaliteit waren, kochten we meer duurzame alternatieven. We hebben zelf ooit een hele middag een discussie gevoerd of het beter voor het milieu was om bier uit blik of uit flesjes te drinken. Nadenken over je zogenaamde ‘footprint’ vonden we heel normaal en menselijk, want we laten uiteindelijk toch een wereld achter voor onze nakomenlingen.
Ook qua werktijden en werkplek keken we naar wat het beste voor zowel de onderneming als de medewerker was. Was de oppas te duur of had deze afgezegd, dan is thuiswerken meestal de beste optie. Je ging in die tijd in overleg met elkaar als mens tot mens en zocht gezamelijk naar de meest passende oplossing.
Al met al wilde je goed doen voor je collega’s, de ondeneming, de klanten en de wereld. Wij geloofde dat de mens op die manier in elkaar steekt. Dat het oprecht in de menselijke natuur zit om goed te doen.
Maar tegenwoordig kan dat zomaar niet meer. Althans in Nederland en vele andere westerse landen. Iemand met een kleur mag geen neger meer heten, een vrouw of man moet mens genoemd worden, een onderneming moet voldoende vrouwen en ethnische minderheden in dienst hebben en haal het niet in je hoofd om een benzine auto aan te schaffen, want als je niet electrisch rijdt ben je een egoist.
Is dat dan menselijk? Is het menselijk om niet de beste kandidaat aan te nemen, maar iemand moeten aannemen op basis van geslacht of afkomst? Is het menselijk om af te dwingen dat je maximaal bijdraagt aan het verminderen van afval en energieverbruik? Is het menselijk om regeltjes te maken hoe, waar en wanneer je ergens mag of moet werken in plaats van er samen uit komen? Is dit werkelijk vooruitgang? Is dit hoe je goed doet voor je medemens en de wereld?
Ik denk het niet.
De mens is veel slimmer en bewuster dan veel managers en beleidsmakers denken. Wij weten van nature wat goed en fout is. Daar hebben wij geen regeltjes voor nodig. Maar als je die regeltjes wel gaat maken en dwingt om ze op te volgen, stoppen we met nadenken en raken we het gevoel van goed en fout langzaam kwijt. Dan worden we slaafse volgers van een bedacht systeem.
Zelfs als kind wist ik dat ik dat papiertje van mijn snoepje niet op straat mocht gooien. Een enkele keer deed ik het toch, maar altijd met achteraf een naar gevoel. Als kind wist ik dat ik de waterkraan niet open moest laten staan. Behalve bij een watergevecht, want soms moet je even uit de band springen. Als kind weten we wat goed en niet goed is. Als volwassenen weten we dit nog steeds.
Als kind speelde ik met Nederlandse kindjes, waaronder negertjes, Turkjes, Chineesjes (of missschien waren het wel Vietnamezen) en of iemand een jongetje of een meisje was maakt mij niet uit. Ik speelde met iedereen die aardig was. Sexuele geaardheid was ik al helemaal niet mee bezig. Als mijn vriendje een keer een jurk wilde proberen bij het verkleed partijtje, moest ik daar eigenlijk alleen maar heel hard om lachen. Ik vond het oprecht grappig en stond er zeker niet bij stil of hij liever als meisje was geboren.
Als volwassenen zouden we ons misschien iets meer als kind moeten gedragen. Niet zo letten op wie iemand is, of hoe iemand genoemd wordt en meer letten op of iemand aardig is en goed doet voor anderen. Is dat niet waar het mens zijn om draait? Of gaat het er meer om hoe je het beestje bij zijn naam noemt?
Ik zou weer terug willen naar 1996. Een tijd waar een onderneming – de mijne tenminste – bestond uit mensen die elkaar respecteerde. Er waren voor elkaar en waar we niet zo snel ergens aanstoot aan namen. Ik wil terug naar de tijd waar ik respect kreeg vanuit de overheid omdat ze wisten dat ik en mijn medewerkers het beste met elkaar en de wereld voor hadden. Vandaag de dag is dat respect verdwenen en willen ze dat ik naar hun pijpen dans, hun woorden gebruik en hun regeltjes naleef op aanname gebied.
Respectloos noem ik dat, want ik wil en doe vanuit mezelf goed. Niet omdat een paar pennenlikkers voor mij bedenken wat wel of niet goed doen is.